Als het Vlaanderen menens is met industriebeleid, zullen we moeten vereenvoudigen en focussen. We moeten leren kiezen, schaal bereiken en volhouden, jarenlang.
Op 23 maart ondertekenden de Vlaamse regering en industriefederaties een ‘Toekomstpact voor de Vlaamse industrie’. Enkele dagen later kondigde de regering in Nederland aan dat het 2,5 miljard euro vrijmaakt voor de Nederlandse techsector, onder andere om het kroonjuweel ASML te faciliteren bij verdere groei. Het Vlaamse pact staat vol intenties over concurrentievermogen, rechtszekerheid, innovatie, talent, energie en circulaire economie. In Nederland wordt gehandeld, doortastend en grootschalig, door een demissionair kabinet.
In Vlaanderen is het hopen dat een volgende regering werk maakt van industriebeleid. In Nederland dendert de trein verder. De 2,5 miljard voor de techsector komt er bovenop 25 miljard euro die de Nederlandse industrie helpen in de energietransitie tegen 2030. In Nederland is er budgettaire ruimte en politieke moed om vele miljarden belastingmiddelen in te zetten voor een industriële toekomst. België en Vlaanderen schrapen naar geld voor sociale uitgaven en begrotingssanering. Nederland heeft begrotingsmarge en kan het gevecht aan met zwaargewichten als Duitsland en Frankrijk in de race om toekomstinvesteringen in Europa. In vergelijking daarmee zijn België en Vlaanderen armlastig en spilzuchtig.
Ook Vlaanderen tast in de buidel voor pakweg imec, INEOS of ArcelorMittal Gent. Die individuele dossiers missen de diepgang en de breedte van de Nederlandse aanpak. Al twintig jaar lang focust de Nederlandse strategie op drie sectorale topregio’s: Brainport (regio Eindhoven), Seaport (regio Rotterdam) en Airport (regio Amsterdam). Dat verbindt de regio’s met de rijksoverheid in een gemeenschappelijke ontwikkelingsstrategie. Dat geeft ecosystemen die, veel meer dan welke subsidies ook, bijvoorbeeld mondiale toppers als ASML en NXP in de regio Eindhoven verankeren.
Vlaanderen telt economische speerpuntclusters rond blauwe economie, energie, voedsel, logistiek, gezondheid, chemie en plastics. Daaronder schuilen vele kleine en grote federaties. De maakindustrie kent Flanders Make. VLAIO, het agentschap voor innoveren en ondernemen, subsidieerde jarenlang een rist zogenaamde innovatieve bedrijfsnetwerken en ecosystemen met verondersteld marktpotentieel. Vlaanderen Versnelt is een internationaliseringsstrategie tot 2025. Visie 2050 is de officiële langetermijnstrategie voor Vlaanderen. Het Moonshot-initiatief moet de Vlaamse industrie koolstof-circulair en CO2-arm maken tegen 2050. En ga zo maar door. Het kleine Vlaanderen verdrinkt in plannen, versnippering, processen en structuren.
Als het Vlaanderen menens is met industriebeleid, zullen we moeten vereenvoudigen en focussen. We moeten leren kiezen, schaal bereiken en volhouden, jarenlang. Dat betekent ook echt prioriteit geven aan industriebeleid in onze moeilijke begrotingsrealiteit. De sleutel daarvoor ligt in een lange termijn synergie tussen publiek en privaat kapitaal, met een gezonde taakverdeling tussen beide. Durfkapitaal, bedrijfskapitaal en het spaarvermogen van gezinnen en families zijn potentieel investeringskapitaal voor een industriële strategie. Nu nog een investeringsvisie en een investeringsvehikel, in samenwerking met de publieke investeringsmaatschappijen en met een banksector die we beter daarvoor mobiliseren dan voor een oorlogje spaarrente.
Maar Vlaams industriebeleid is intussen ook veel meer dan industrie en veel meer dan Vlaanderen alleen. Strategische autonomie of economische veiligheid in kritieke grondstoffen, materialen of producten. Nieuwe toevoerketens. Grensoverschrijdende energie-infrastructuur. Nieuwe defensie-industrie. Het zit Europees, federaal en regionaal verbonden. Daarin Vlaanderen positioneren is cruciaal. Misschien geeft dat wel een transnationale cluster met die Nederlandse techsector.
Verschenen als column in Trends van 4 april 2024